Algemene informatie
Een jaar later wordt in Caterham (door de plaatselijke Rotaryclub) een tweede club opgericht. Zij gebruiken als eerste de naam Probus, acroniem van Professional and Business, en de club van Welwyn Garden City neemt de naam Probusclub over.
Het enthousiasme van de eerste Probusclubs trekt de aandacht van veel Rotaryclubs en dit leidt in heel Engeland tot initiatieven om Probusclubs te begeleiden.
Tijdens een ontmoeting in 1976 van de heer Herwig, van een Delftse Rotaryclub, met de Engelse Rotaryclub van Chislehurst, komt een eerder in Delft gehouden symposium over vereenzaming ter sprake. De Engelse manier om eenzaamheid te voorkomen spreekt de heer Herwig aan. Hij heeft het idee om naar Engels voorbeeld een Nederlandse Probusclub op te richten en er volgt een oproep in het Rotarymaandblad om dit actief te stimuleren. Drie Rotarians van Delft-Vrijhof, de heren H.W. Herwig, Y. Roosjes en H. Vos, zetten zich hiervoor in. De leden, die worden benaderd voor de lunchclub in oprichting, zijn 55 jaar of ouder en (nagenoeg) postactief. Uitgangspunt is dat ze op een vaste plaats en op een vast tijdstip willen samenkomen. Op 3 november 1977 is Probusclub Delft, met 25 leden, een feit.
Dit initiatief leidt in 1978 tot 10 clubs. In 1985 zijn er 100 Nederlandse clubs en in 1991 al 200. Nu zijn er verspreid over het land meer dan 400 clubs met bijna 12.000 leden. Hoewel de meeste clubs in het begin worden opgericht als herenclub, verschijnt in 1978 de eerste gemengde club (Woerden) en in 1986 de eerste damesclub (Provas). Momenteel zijn er – naast 320 herenclubs- ook 91 gemengde clubs en 18 damesclubs.
In de beginjaren worden alle nieuwe clubs gesponsord door Rotaryclubs. Geleidelijk aan verspreidt de Probusgedachte zich en worden nieuwe clubs meer op initiatief van bestaande clubs opgericht. Nu is dit gebruikelijk.
De leden van een Probusclub komen wekelijks, tweewekelijks of maandelijks op een vaste dag en een vast tijdstip bij elkaar. Een lid (of soms een gastspreker) houdt dan een inleiding en er is tijd voor ontmoeting. Daarnaast zijn er incidenteel andere activiteiten, bijvoorbeeld excursies.
De populariteit van de Probusclubs in Nederland stijgt snel. Enige vorm van coördinatie op landelijk niveau blijkt noodzakelijk. Autonomie van de individuele clubs blijft uitgangspunt. Wel is er behoefte aan informatie. Dit leidt tot de vorming van een zogenaamde ‘Probusbrievenbus’. Eerst verzorgt Delft I deze brievenbusfunctie en begeleidt o.a. de oprichting van nieuwe clubs. Na drie jaar neemt Aalsmeer/Uithoorn dit over en vanaf 1986 doet Ede dit. Vanwege het gestaag groeiende aantal clubs rijst de vraag of de Brievenbus nog wel voldoet.
Op verzoek worden alle clubs op 16 december 1986 door het bestuur van Ede, onder voorzitterschap van Prof. Dr. K. Rijsdorp, uitgenodigd om in Amersfoort de voortgang te bespreken. Op deze eerste landelijke bijeenkomst wordt besloten geen federatief verband te creëren, maar door te gaan met autonome clubs. Alle clubs moeten voor de homogeniteit de standaarddoelstelling onderschrijven. Ter bevordering van de herkenbaarheid moet deze ook in de Huishoudelijk Reglementen van de aangesloten clubs worden opgenomen. Eveneens ontstaat het idee om een ‘Certificaat van Erkenning’ uit te reiken aan bestaande en toekomstige clubs, mits deze de standaarddoelstelling onderschrijven. Initiatieven voor nieuwe, autonome, clubs moeten gestimuleerd worden. Er worden afspraken gemaakt over samenstelling, taak en werkwijze van de Probusbrievenbus, die nu Info-Centrum wordt genoemd.